Persbericht: Zorgsector nu aan zet tegen laaggeletterdheid
Tijd voor communicatie met de patiënt is een basiselement van goed medisch handelen en moet ook beloond worden. Ook zouden opleiding en nascholing van professionals meer aandacht moeten besteden aan effectieve communicatie met laaggeletterde patiënten. Dit schrijft de Gezondheidsraad in zijn advies Laaggeletterdheid te lijf, dat de raad vandaag aanbiedt aan de minister van VWS.
In het gezondheidsbeleid staan de keuzemogelijkheden van patiënten voorop. Uitgangspunt is dat patiënten zo veel mogelijk zelf de zorg willen regisseren en dat mensen verantwoordelijk zijn voor eigen keuzes, bijvoorbeeld in leefstijl. Dat veronderstelt goede gezondheidsvaardigheden: vaardigheden om informatie over de eigen gezondheid te krijgen, te begrijpen en te gebruiken om beslissingen te nemen. In werkelijkheid zijn patiënten echter minder in staat tot rationele keuzes dan het ideaalbeeld suggereert. Dat komt deels doordat ziekte kwetsbaar maakt en onvermijdelijk zorgen en onzekerheden meebrengt. Maar daarbij komt nog dat een grote groep mensen laaggeletterd is. Anderhalf miljoen Nederlanders hebben moeite informatie uit teksten en formulieren te begrijpen en te gebruiken. Ook hebben zij problemen met rekenen. Laaggeletterden rapporteren vaker een matige of slechte gezondheid en hebben vaker last van aandoeningen als astma, diabetes, kanker, hartinfarcten en psychische problemen. Laaggeletterden zullen dus oververtegenwoordigd zijn onder patiënten. De Gezondheidsraad roept de minister op om bij de evaluatie van het gezondheidsbeleid nadrukkelijk te kijken naar eventuele (negatieve) effecten van maatregelen op laaggeletterden.
Terugdringen van laaggeletterdheid is belangrijk, ook om de gezondheidsvaardigheden van de bevolking te verbeteren. Daar gebeurt al het een en ander aan onder andere vanuit het Aanvalsplan Laaggeletterdheid van OCW, dat met een jaar verlengd is tot eind 2011. Daarnaast kan op korte termijn meer gebeuren, vindt de Gezondheidsraad. Zorgverleners zouden moeten leren laaggeletterde patiënten te herkennen en effectief met hen te communiceren. Daar zijn eenvoudige strategieën voor, zoals langzaam en in gewone taal praten, vragen stellen, niet te veel informatie tegelijk geven en toetsen of de patiënt de uitleg heeft begrepen. Verder is het belangrijk dat folders, websites, afsprakenkaarten, vragenlijsten en bijsluiters in begrijpelijk en eenvoudig Nederlands gesteld zijn.
Betere communicatie met de patiënt kost extra tijd, erkent de raad, maar deze investering verdient zich terug doordat de zorg aan doeltreffendheid en doelmatigheid wint. Wel raakt dit aan het praktische punt van de honorering. Dat het belangrijk is om tijd uit te trekken om met een patiënt te praten, zou sterker moeten doorklinken in de bekostiging. De raad pleit met andere woorden voor invoering van ‘kijk- en luister-geld’.