Het krijgen van kinderen is een levensgrote beslissing. Veel mensen denken hier pas over na als ze volwassen zijn. Dit vraagstuk speelt echter al eerder bij kinderen die medische behandelingen (zoals chemotherapie) ondergaan waarmee zij hun vruchtbaarheid kunnen verliezen. En ook bij jonge transgender personen die aan hun medische transitie gaan beginnen. Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid stelt dat de transgenderzorg nog niet goed omgaat met de kinderwens van transgender personen – vooral als de kinderwens er nog niet zo duidelijk is. Dat moet veranderen.
Meer dan de helft van de transgender personen heeft een kinderwens, dit is vergelijkbaar met controlegroepen van cisgender personen. Opmerkelijk genoeg blijft het aantal transgender personen dat daadwerkelijk gebruikmaakt van vruchtbaarheidsbehandelingen achter. Er zijn voor transgender personen verschillende mogelijkheden om de vruchtbaarheid te behouden. Bijvoorbeeld door geslachtscellen op te slaan, zodat ze later nog een kans hebben op een genetisch eigen kind. De vruchtbaarheidszorg voor transgender personen roept in de praktijk nog verschillende vragen op. Zo kan het voor transgender personen lastig zijn om over het behoud van vruchtbaarheid na te denken, als dat vraagstuk zo gekoppeld is aan de geslachtsorganen waar iemand onvrede over voelt. In die zin verschilt het fertiliteitsvraagstuk van transgender personen die in transitie gaan wezenlijk van dat van mensen die bijvoorbeeld door chemotherapie hun vruchtbaarheid kunnen verliezen.
Is de vruchtbaarheidszorg voor transgender personen voldoende toegankelijk en van voldoende kwaliteit, of is er meer nodig om de toegang en kwaliteit te borgen?